In de voetsporen van een kruisvaarder

Een kruisvaarder in de stamboom

Elk jaar maken mijn leerlingen bij het vak Geschiedenis een stamboom en doen zij onderzoek naar hun eigen familiegeschiedenis. Mijn vader, Gerrit van der Beek, heeft hier een levensproject van gemaakt en nam mij al op jonge leeftijd mee naar archieven om gegevens te verzamelen over onze voorouders. Op een dag had mijn vader ontdekt dat we van Karel de Grote afstamden. Wel bekend is dat hij op 25 december 800 door Paus Leo III tot keizer van het Frankische Rijk werd gekroond en het christendom heeft verspreid over West-Europa. Zelden heb ik de lijn naar Karel de Grote in detail bestudeerd, maar toen ik onlangs de vele generaties eens nauwkeurig langsliep viel mijn oog op een voorouder genaamd Jacob, Heer van Avesnes, Condé en Leuze (~1150-1191). Het opvallende aan Jacques d’Avesnes (zijn Franse naam) was dat hij in Palestina was gestorven in de Slag bij Arsoef tijdens de Derde Kruistocht. Dit maakte mij nieuwsgierig om uit te zoeken wie hij was en hoe hij in deze kruistocht verzeild was geraakt.

Wie was Jacques d’Avesnes?

Kaart van graafschap Henegouwen

Het is onbekend wanneer Jacques d’Avesnes precies geboren is, het moet zo omstreeks 1150 geweest zijn. Als zoon van Nikolaas en Mathilde van Laroche groeide hij op in een adellijke familie uit het graafschap Henegouwen. Toen zijn vader Nikolaas in 1170 stierf erfde de jonge Jacques zijn Henegouwse bezittingen, te weten gebieden rondom Avesnes (plaatsje in Noord-Frankrijk), Condé en Leuzen. Op ongeveer 30-jarige leeftijd trad hij in het huwelijk met Adela van Guise. Jacques en Adela kregen samen acht kinderen, onder wie Buchard (1182-1244), de stamvader van de Henegouwse graven van het huis van Avesnes.

Jacques stond in tegenstelling tot zijn rustige en bedachtzame vader bekend als temperamentvol en kwam voortdurend in conflict met zijn leenheren Boudewijn V en Filips van de Elzas. Eén van de conflicten bereikte zijn hoogtepunt tijdens een volkoproer in Condé in 1174. Wat was er aan de hand? Robertus van Dover, bisschop van Kamerijk en Atrecht, was op weg naar de burcht van Jacques, heer van Avesnes, toen hij door handlangers van de vazal werd overvallen en vermoord. De bisschop had weliswaar een vrijgeleide gekregen van de Henegouwse graaf Boudewijn V om naar Condé af te reizen omdat hij een einde wilde maken aan de toe-eigening van kerkelijk bezit door Jacques. Als straf stak Boudewijn, in wiens rechtsgebied de misdaad had plaatsgevonden, het dorp Condé in brand en nam het plaatselijke kasteel in. Daarnaast raakte Jacques Guise en al zijn Vermandese gebieden kwijt aan de Vlaamse graaf Filips van Elzas. Het was dat Jacques gelukkig op de steun van Hendrik, aartsbisschop van Reims, kon rekenen, zodat hij zich met Kerstmis onder ede van de moord kon zuiveren aan de hoven van Boudewijn en Filips. Daarop kreeg hij zijn ingenomen burchten ook weer in bezit.

Op weg naar het Heilige Land

Terwijl de conflicten over betwiste gebieden in Henegouwen geregeld bleven oplaaien, bereikte West-Europa het nieuws dat Jeruzalem in 1187 door Saladin was veroverd. Latijnse christenen moesten losgeld betalen aan de moslims om als vrije mensen de stad veilig te kunnen verlaten. Duizenden Jeruzalemmers die dit geld niet konden ophoesten werden als slaaf weggevoerd of verdwenen in een harem, aldus Simon Sebag Montefiore in zijn biografie over de stad Jeruzalem. De verovering en expulsie zorgden voor afschuw in christelijk Europa en leidden tot de Derde Kruistocht.

In navolging van de Engelse en Franse koningen Richard Leeuwenhart en Filips II Augustus begaf Jacques d’Avesnes zich in de zomer van 1189 als aanvoerder van een Vlaams-Henegouwse troepenmacht naar het Heilige Land. De reis verliep zuidwaarts over land naar het koninkrijk Sicilië, van waar Jacques en zijn troepen per schip de Middellandse Zee overstaken naar Akko. Begin september kwamen zij aan in de havenstad, kort nadat het beleg van de kruisvaarders was begonnen. Jacques bouwde zijn kamp volgens de kronieken van Richard de Templo recht tegenover de ‘vervloekte’ (Maledicta) toren van Akko, tussen de legers van de landgraaf van Thüringen en de Templiers (zie kaart) in.

Op 4 oktober 1189 rukten de troepen van Saladin op naar de oostzijde van de stadsmuur van Akko waar de kruisvaarders gelegerd waren. Zij wisten deze plotselinge aanval af te slaan. Bij C en D staan de troepen van de landgraaf van Thüringen en de Tempeliers vermeld, bij wie Jacques d’Avesnes zich met zijn Vlaams-Henegouwse soldaten reeds had gevoegd.

Het beleg van Akko en de Slag bij Arsoef

Jacques d’Avesnes heeft naar verluid verdienstelijk bijgedragen aan de herovering van Akko en de kuststrook op de moslims. Voor de komst van Hendrik van Champagne (juli 1190) deelde hij het opperbevel voor de belegering van Akko met de landgraaf van Thüringen. Ambroise van Normandië vergeleek Jacques eind twaalfde eeuw in zijn 12.313 verzen tellend epos L’Estoire de la Guerre sainte met illustere namen uit de Klassieke Oudheid:

“C’etait Jacques d’Avesnes, le Flamand: je ne crois pas qu’Alexandre, Hector ni Achille aient été meilleurs chevaliers et plus vaillants que lui; c’était Jacques, qui avait vendu, engagé et dépensé ses terres et ses héritages pour mettre, en homme sage, son coeur, son corps et son âme au service de Celui qui mourut et ressuscita.”

Ambroise roemde hem hier om zijn kwaliteiten als ridder, maar zeker ook om zijn opofferingen; hij had zijn land en erfenissen verkocht om zich met hart en ziel “in dienst te stellen van degenen die doodden en herrezen.”

Kaart van Nabije Oosten tijdens de Derde Kruistocht

Na een bijna twee jaar lang durend beleg kon de gouverneur van de stad het niet langer volhouden en gaf zich over aan de kruisvaarders. Saladin beloofde de teruggave van het Ware Kruis als ook de vrijlating van 1500 gevangen. De capitulatie verliep niet bepaald vreedzaam. Volgens de middeleeuwse historicus Ali Ibn al-Athir diende Saladin ook 200.000 dinar te betalen, maar daartoe was de sultan niet bereid. Op 20 augustus 1191 verzamelde Richard Leeuwenhart daarop bijna 3000 moslimgevangenen buiten de muren van de stad en liet hen onder toeziend oog van Saladins leger afslachten.

Vervolgens vergezelde Jacques Richard Leeuwenhart in zijn opmars langs de kust richting Jaffa. Op 7 september 1191 stuitten de kruisvaarders bij de stad Arsoef op Saladins leger, die daar een blokkade had opgeworpen. De infanterie van Leeuwenhart was opeengepakt en moest de charges van Saladins ruiters en boogschutters eerst weerstaan, voordat zij de gevechtskracht van hun ridders konden inzetten. Het was tijdens deze slag dat Jacques sneuvelde. Een overtal van Turken stootte hem van zijn paard, maar voordat hij zijn laatste adem uitblies – als we Ambroise en De Templo mogen geloven* – doodde hij nog vijftien Turken met zijn zwaard getuige de vele lijken die naast zijn lichaam werden aangetroffen. De dood van de heer van Avesnes maakte diepe indruk op de soldaten. Een groot kruisvaarder was immers heengegaan. Na de slag zetten de Hospitaliers en ridders van de tempel alles op alles om zijn lichaam terug te vinden, hetgeen lukte na lang zoekwerk. Alleen na het wassen van zijn verwonde en bebloede gezicht was Jacques herkenbaar voor hen. Leeuwenhart en Guy van Lusignan, de koning van de kruisvaarderstaat Jeruzalem, bewezen hem zijn laatste eer op zijn begrafenis.

De Derde Kruistocht liep voor de kruisvaarders uiteindelijk met een sisser af; het ultieme doel, de herovering van Jeruzalem, mislukte. Door interne verdeeldheid was Leeuwenhart genoodzaakt om met Saladin te onderhandelen over vrede en een wapenstilstand. Jeruzalem lag bijna binnen zijn handbereik, maar bleef in handen van de moslims. Wel was de stad voortaan weer toegankelijk voor pelgrims, al brak spoedig een nieuwe kruistocht aan. Het huis van Avesnes zou in de dertiende en veertiende eeuw zijn invloed nog verder uitbreiden. De kleinzoon van Jacques, Jan I van Avesnes, was graaf van Henegouwen en getrouwd met Aleida, de dochter van graaf Floris IV van Holland en Zeeland.** Hun zoon Gwijde van Avesnes was bisschop van Utrecht en kende in deze functie stadsrechten aan Amsterdam toe. Waar het mij onbekend is waar Jacques precies is begraven (vermoedelijk in of nabij Arsoef), kreeg Gwijde een waar praalgraf in de Dom van Utrecht.

* Vermoedelijk was Ambroise een clericus die als kroniekschrijver met Richard Leeuwenhart meeging op kruistocht. Ambroise was zeker niet onpartijdig en het ligt voor de hand dat de daden van Leeuwenhart en zijn bondgenoten werden verheerlijkt. De Templo gebruikte het werk van Ambroise als primaire bron voor zijn relaas over de derde kruistocht. De passages over Jacques d’Avesnes komen met elkaar overeen.

** De overgrootvader van Aleida, graaf Floris III van Holland, nam ook deel aan de Derde Kruistocht en stierf op 1 augustus 1190 aan de pest. Hij werd begraven in de Petruskerk van Antiochië (Turkije).

Bronnen

Nationaal Biografisch Woordenboek, ‘Jacob, heer van Avesnes’ door Hans van Werveke. Toegankelijk via: http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/nbwv/#source=6&page=249&view=imagePane&accessor=accessor_index

Ambroise van Normandië, L’Estoire de la Guerre sainte: histoire en vers de la troisième croisade (1190-1192) (ca. 1195) pg. 365. Toegankelijk via: https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k6517331f/f315.image.r=jacques

Richard de Templo, Itinerarium Regis Ricardi (ca. 1220) pg. 43-4 en 185-6, vertaald als Richard of Holy Trinity. Itinerary of Richard I and others to the Holy Land (Cambridge, 2001) door een anonieme schrijver. Toegankelijk via: http://www.yorku.ca/inpar/richard_of_holy_trinity.pdf

Simon Sebag Montefiore, Jeruzalem. De biografie (Amsterdam, 2001), vertaald door Henk Moerdijk, George Pape en Mieke Hulsbosch.

Honoring a Fallen Knight: https://www.youtube.com/watch?v=ckRkLfwOMss

Verwantschap met Jacques d’Avesnes en Karel de Grote: http://home.planet.nl/~beek4739/gerrit/kareldgr.htm

Sanne Frequin, ‘Waarom moet je nooit zomaar langs een Middeleeuwse graftombe lopen?’. College over graf van Gwijde van Avesnes toegankelijk via: https://youtu.be/TMqkkxg9AEs